Wilt u als samenwoners dat bij overlijden van één van u de ander recht krijgt op de woning en de andere gezamenlijke bezittingen? Maak een samenlevingscontract met ‘verblijvingsbeding’!
In een samenlevingscontract wordt vaak de clausule opgenomen dat bij overlijden, de andere partner eigenaar wordt van de gemeenschappelijke bezittingen, zoals bijvoorbeeld de woning en inboedel. Zo’n clausule wordt een ‘verblijvingsbeding’ genoemd. Soms moet de langstlevende partner de waarde van het aandeel van de overleden partner vergoeden aan zijn erfgenamen. We spreken dan van een ‘verblijvensbeding tegen inbreng’. Dat wordt bijvoorbeeld vaak opgenomen in een samenlevingscontract als er kinderen zijn uit een eerdere relatie. Het is ook mogelijk te bepalen dat de langstlevende partner het aandeel van de overleden partner zonder betaling krijgt, ‘om niet’ in vaktermen.
Door het verblijvingsbeding kunnen ongehuwde samenwoners elkaar goed verzorgd achterlaten als één van hen overlijdt. In dit artikel wordt het verblijvingsbeding uitgelegd en wordt gewezen op een aantal aandachtspunten voor ongehuwde samenwoners.
Verblijvingsbeding in een samenlevingscontract
Voorbeeld van een verblijvingsbeding ‘om niet’ in een samenlevingscontract
Ans en Joop wonen ongehuwd samen. Ze hebben een notarieel samenlevingscontract met daarin een verblijvingsbeding. Samen hebben ze een huis gekocht. Zij zijn ieder voor de helft eigenaar daarvan. Daarnaast hebben ze gemeenschappelijke meubels en een gemeenschappelijke huishoud- en spaarrekening. Ook heeft ieder nog privé-bezittingen, waaronder eigen spaargeld. In het samenlevingscontract is een verblijvingsbeding ‘om niet’ opgenomen.
Als Joop komt te overlijden en Ans alleen achterblijft, krijgt Ans ‘om niet’ (ofwel ‘gratis’) de bezittingen die Joop en Ans voorheen gemeenschappelijk hadden. Dat wil zeggen Joops aandeel in: het gemeenschappelijke huis, de gemeenschappelijke meubels en de gemeenschappelijke huishoud- en spaarrekening. De voorwaarde is wel dat Ans ook de hierbij behorende schulden voor haar rekening neemt, zoals een eventuele hypotheekschuld.
Alle privé-bezittingen van Joop (onder andere het eigen spaargeld) komen toe aan zijn erfgenamen. Als Joop geen testament heeft gemaakt, zijn dat zijn wettelijke erfgenamen (zijn directe familie). Door het verblijvingsbeding in het samenlevingscontract is echter geregeld dat de erfgenamen van Joop geen recht hebben op zijn aandeel in de bezittingen die Joop en Ans voor zijn overlijden gemeenschappelijk hadden. Dat is een situatie die men vaak wil bereiken: wat men samen heeft opgebouwd moet naar de langstlevende partner. Het eigen bezit mag naar de familie.
Als er geen samenlevingscontract met een verblijvingsbeding is, kan dit immers betekenen dat de erfgenamen van Joop aan Ans kunnen vragen om uitbetaling van de helft van de waarde van alle gemeenschappelijke bezittingen. Ook zouden zij in dat geval eigenaar worden van de helft van de woning!
Joop heeft een kind. Hoe werkt het dan? De gemeenschappelijke bezittingen vallen dan niet in de erfenis!
Stel Joop heeft uit een eerdere relatie een kind (Kees). Hij heeft met Ans het eerder genoemde samenlevingscontract gesloten en nooit een testament gemaakt. Kees is dan zijn enige erfgenaam en erft alleen de privé-bezittingen van Joop, want door het verblijvingsbeding ‘om niet’ (opgenomen in het samenlevingscontract) gaat Joops aandeel in de gemeenschappelijke bezittingen naar Ans. Dit gebeurt buiten de nalatenschap van Joop om en er staat geen vergoeding tegenover. Stel dat bij Joops overlijden de overwaarde van het huis € 100.000 is, dan was zijn aandeel daarin dus € 50.000. Dit gaat naar Ans. Kees deelt daar dus niet in mee.
Pas op! Een kind heeft recht op een zogenoemde legitieme portie!
Kees heeft als kind echter altijd recht op een minimum-erfdeel (ook wel de ‘legitieme portie’ genoemd). Dit wordt niet alleen berekend over wat Kees uit de erfenis krijgt, maar ook over wat hij door een eventueel verblijvingsbeding ‘misloopt’ aan erfenis.
Voorbeeld: legitieme portie van het kind versus verblijvingsbeding van de partner
Als Joops privébezit alleen bestaat uit een spaarrekening van € 10.000, erft Kees enkel dit bedrag. Zoals gezegd heeft hij als erfgenaam geen recht op Joops aandeel in (de overwaarde) van het huis (€ 50.000). Zijn legitieme portie wordt wél berekend over de erfenis van € 10.000 én over de € 50.000, totaal € 60.000. De legitieme is daar de helft van, dus € 30.000. Kees krijgt uit de erfenis ‘slechts’ €10.000 en kan – als hij een beroep doet op zijn legitieme portie – bij Ans aankloppen voor de overige € 20.000. Voor Ans zou dat een onprettige situatie zijn!
Joop had een dergelijke situatie kunnen voorkomen door het maken van een testament. In het testament had Joop namelijk kunnen bepalen dat Kees zijn legitieme portie niet kan opeisen zolang Ans leeft. Een testament kan in dit soort gevallen dus ook érg belangrijk zijn om je levenspartner verzorgd achter te laten, een samenlevingscontract is niet in alle gevallen voldoende!
Overigens hadden Joop en Ans in het samenlevingscontract ook kunnen bepalen dat het verblijvingsbeding wél tegen inbreng van de waarde zou zijn. In dat geval had Ans recht op de bezittingen (onder overname van de schulden), maar had zij de waarde daarvan wel moeten vergoeden aan de erfgenamen.
Samenvatting en tip
In een samenlevingsovereenkomst wordt vaak een zogenoemd verblijvingsbeding opgenomen. Dat is een overeenkomst waarmee ongehuwde samenwoners elkaar beter verzorgd kunnen achterlaten als één van hen overlijdt. Het verblijvingsbeding regelt namelijk dat alle, of desgewenst alleen bepaalde gemeenschappelijke bezittingen na overlijden van één van de partners toekomt aan de langstlevende partner. Op deze manier kan de langstlevende partner bijvoorbeeld in het gemeenschappelijk huis blijven wonen. Was dit verblijvingsbeding niet overeengekomen, dan zouden de familieleden van de overleden partner (als wettelijke erfgenamen van de overledene) voor de helft eigenaar van het huis kunnen worden.
Een verblijvingsbeding kan ‘om niet’ worden gemaakt of ‘tegen inbreng van de waarde’. In het eerste geval betaalt de langstlevende partner geen vergoeding voor de bezittingen die hij op grond van het verblijvingsbeding krijgt. Hij verkrijgt deze dus ‘gratis’. In het tweede geval zal de langstlevende partner de waarde van de bezittingen die hij door het verblijvingsbeding krijgt, moeten vergoeden aan de erfgenamen van de overleden partner.
De bepaling dat de langstlevende de waarde van hetgeen hij/zij verkrijgt moet vergoeden, wordt vaak opgenomen als er kinderen uit een eerdere relatie zijn.
Een samenlevingscontract is belangrijk om de langstlevende van de samenwoners optimaal te beschermen. Er zal bovendien maatwerk geleverd moeten worden als een van de partners meer bijdraagt aan de aankoop van de eigen woning die op beider naam wordt gesteld, dan de ander. Of de aankoop bijvoorbeeld met familiekapitaal financiert. Dit maatwerk kan de notaris bieden.
Als alternatief voor een verblijvingsbeding tegen inbreng van de waarde, zouden de partners ook testamenten kunnen maken, zeker als er kinderen zijn. In dat geval is in de praktijk naast het samenlevingscontract ook een testament nodig.
Tip
Voor ongehuwde samenwoners is het overigens altijd aan te raden om ook een testament te maken. In het testament kunt u ook uw privé-bezittingen aan uw partner nalaten. Zonder testament gaan uw bezittingen in eerste instantie naar uw kinderen (als die er zijn) of anders naar uw ouders/ broers en zussen.
Let wel goed op: een testament maakt u afzonderlijk van elkaar en een testament kan dus ook altijd (afzonderlijk van elkaar) worden gewijzigd. Terwijl een samenlevingsovereenkomst alleen kan worden gewijzigd door u samen. Dat geeft dus meer zekerheid aan beide partners.
Wilt u meer advies over dit onderwerp? Neem dan contact op met ons.
Bronvermelding: Met Recht Geregeld, een product van FBN Juristen.
Comments are closed.